“We verdwijnen. Het leven na de dood is de herinnering die je achterlaat bij de mensen waarmee je je hele leven hebt opgetrokken. Als je ervoor zorgt dat het leuk was met jou, zullen je familie en vrienden zich ook leuke dingen herinneren. Dan is het toch of je nog een beetje bestaat.”
Een dik half jaar geleden heb ik mijn scriptie afgerond, maar het onderwerp heeft me nog geenszins losgelaten. Ik schreef over vergankelijkheid. Eigenlijk gaat alles wat ik maak over vergankelijkheid; al mijn werk, foto’s en tekeningen en teksten. Over het feit dat je ouder wordt, over de dood, maar ook over vriendschappen die doodbloeden, het feit dat verliefdheid na een aantal jaren genadeloos verdwijnt, over slijtage en hoe je met dit alles omgaat. Hoe ik er mee omga.
Voor mijn scriptie deed ik research naar de standpunten van filosofen van de oudheid tot aan nu. Naar hoe tijdperken gekenmerkt worden door dualisme, materialisme, monisme, geloof en atheïsme. Ik kwam tot de ontdekking dat ik een materialist ben. In filosofische terminologie dan. Ik geloof niet in (een) God, in een after-life of een eeuwig voortbestaan van onze geest. Mijn kijk op dit onderwerp kwam het meest overeen met Nietzsche en Heidegger. Heidegger heeft het over het ‘Sein’. Over het wel en niet zijn. We zijn veel langer niet, dan dat we wel zijn. Wat het leven naar mijn idee erg kostbaar maakt. Ik kwam erachter dat ik geloof in de individu zelf, in het feit dat je zelf je leven zinvol moet maken voor jezelf, met de keuzes die je maakt en de dingen die je doet.
Mijn conclusie kwam eigenlijk in zijn geheel neer op een tekstje dat hedendaags filosoof Rene Gude ooit schreef. “We verdwijnen. Het leven na de dood is de herinnering die je achterlaat bij de mensen waarmee je je hele leven hebt opgetrokken. Als je ervoor zorgt dat het leuk was met jou, zullen je familie en vrienden zich ook leuke dingen herinneren. Dan is het toch of je nog een beetje bestaat.”
Het half jaar dat volgde op het schrijven van mijn scriptie was er een van veel inzichten en een grip krijgen op zaken. Toch ‘grappig’ dat het in de praktijk altijd anders uitpakt. Mijn scriptie heeft me een heel eind verder geholpen, maar als ik dan zelf te maken krijg met de dood, is al die ratio en al die dingen die je ontdekt hebt, ineens ver te zoeken. Je denkt dat je een manier hebt gevonden om ermee om te gaan, maar soms vergeet ik dat verstand en gevoel wel degelijk twee verschillende dingen zijn.
Mijn opa, die voor mij ontzettend dierbaar was, is nu iets meer dan drie maanden dood. En ik heb werkelijk geen flauw idee hoe ik met mijn gevoel moet omgaan. Het was een vreselijk heftige maand destijds, maar het was ook goed. Voor hem. Het kon niet meer zo. Maar toch wist ik niet dat je zo’n leeg, hol en tegelijk zo’n pijnlijk gevoel kon ervaren. Ik merk dat ik bang ben. Zo bang om dierbaren kwijt te raken. Ik schrik sindsdien ’s nachts wakker en het liefst zou ik mijn ouders op dat zelfde moment nog bellen. Gewoon om te horen dat het goed gaat. Dat ze er zijn. En ik wil horen dat ze er nog heel erg lang zijn. Ik kan geen afscheid nemen. Niet van relaties, niet van vriendschappen, maar al helemaal niet van de mensen waar ik zo godsgruwelijk veel van houd.
En dan kan je nog zo’n enorme tekst schrijven over hoe je om moet gaan met vergankelijkheid, uiteindelijk heb je er in de praktijk geen donder aan.