Een paar dagen geleden kwam me een citaat van Patrick Overton onder ogen:
“When you walk to the edge of all the light you have and take that first step into the darkness of the unknown, you must believe that one of two things will happen. There will be something solid for you to stand upon or you will be taught to fly.”
(Patrick Overton, The Leaning Tree: [poems]).
De tekst intrigeerde me. Want wat Overton hier omschrijft, zijn twee positieve manieren om het onbekende te benaderen. Waar ik voor het onbekende veelal angst en terughoudendheid ervaar, beschrijft hij twee opties die beide alles behalve angstaanjagend zijn. En daarom ging ik bij mezelf te rade; waarom voelt het onbekende eigenlijk zo bedreigend? Waarom moet ik altijd weten wat me te wachten staat, hoe het pad gaat lopen? Waar anderen lijken te houden van risico’s nemen en zich graag laten verrassen, heb ik liever een tot in detail uitgestippelde planning voor de neus.
Zouden mensen die moeite hebben het onbekende zonder angst tegemoet te treden het onbekende ook als iets positiefs kunnen benaderen?
De begrippen die naar mijn idee centraal staan binnen onze omgang met het onbekende, zijn verandering, controle en overkoepelend onze emoties en kennis. Over het onbekende en onze angst hiervoor, schrijf H.P. Lovecraft:
“The oldest and strongest emotion of mankind is fear, and the oldest and strongest kind of fear is fear of the unknown.”
(H.P. Lovecraft, Supernatural Horror in Literature).
Onze angst voor het onbekende is basaal, instinctief. Omdat we niet weten wat we van het onbekende kunnen verwachten, is de standaard houding terughoudendheid. Niet zo vreemd, als je je bedenkt dat mensen gewoontedieren zijn die moeilijk nieuwe verbindingen in de hersenen leggen. Het bekende aanhouden is dan ook veiliger en aangenamer, ook al zou het onbekende wel eens heel veel moois te bieden kunnen hebben. Dit weten we echter niet zeker, dus zullen we niet snel het zekere voor het onzekere nemen. Dit slaat terug op de begrippen ‘verandering’ en ‘controle’ die ik hierboven noemde. We houden graag de controle over ons leven en wat ons leven eventueel zou kunnen beïnvloeden. Controle hebben we echter niet altijd, wat kan leiden tot verandering.
Verandering kan ontzettend goed zijn, maar is veelal niet gewenst, omdat de manier waarop het nu gaat goed is.
In het begin van de 20e eeuw ontwikkelden William James en Carl Lange, twee psychologen, de James-Langetheorie, waarin wordt gesteld dat onze emoties het gevolg zijn van gebeurtenissen of prikkels uit de omgeving die aanleiding geven tot bepaalde lichamelijke reacties (uitgelegd en aangevuld door Jesse Prinz, Embodied Emotions).
In andere woorden; er gebeurt iets in onze omgeving, ons lichaam reageert hierop (denk bijvoorbeeld aan wijd opengesperde ogen en een verhoogde hartslag) waarop vervolgens de emotie, of het besef van de emotie, die op deze reactie van toepassing is volgt. Een bijzondere claim, want over het algemeen werd of wordt er vanuit gegaan dat de emotie voorafgaat aan de toebehorende fysieke reactie. Toch kunnen we deze theorie niet zomaar aan de kant schuiven. Er schuilt namelijk een kern van waarheid in deze aanname.
De James-Langetheorie stelt een anatomische bewijsvoering voor over de totstandkoming van onze emoties in ons brein. Pas wanneer ons lichaam signalen geeft, wordt in ons brein de link gelegd tussen de gebeurtenissen die deze signalen in werking stellen en de daadwerkelijke fysieke reactie.
Een emotie komt in feite dus tot stand zonder een oordeel.
Het oordeel volgt pas wanneer de emotie herkend en verwerkt is in ons brein. Dit relateert aan wat ik eerder schreef, namelijk dat onze angst, en in het bijzonder onze angst voor het onbekende, een basale en instinctieve angst is. Wanneer er dus iets verandert in onze omgeving, kunnen we een beklemmend gevoel ervaren; een verhoogde hartslag, tekenen van nervositeit, waarna we ons realiseren dat we angst voelen.
Mijn vraag aan het begin van mijn artikel, namelijk ‘waarom voelt het onbekende eigenlijk zo bedreigend?’, kent wanneer we deze vanuit de James-Langetheorie benaderen een helder antwoord; het is logisch dat we het onbekende als dreigend ervaren, omdat onze instinctieve, lichamelijke reactie op verandering leidt tot de emotie ‘angst’.
Uiteraard zitten er haken en ogen aan deze redenering. Want ik denk dat ons beoordelingsvermogen eerder optreedt dan de James-Langetheorie claimt. Niet pas nadat we de emotie ervaren, maar tijdens of misschien zelfs alvorens de emotie optreedt. Veranderingen kunnen namelijk van zeer verschillende aard zijn. Wanneer een afspraak plotseling wordt verplaatst van negen naar tien uur, betekent dit niet dat we automatisch angst ervaren, omdat er een verandering plaatsvindt. We beoordelen dit alvorens we een emotie ervaren; wanneer ons deze verandering goed uitkomt, is de emotie die volgt waarschijnlijk (een variant van) opluchting. Wanneer deze verandering ons echter tegenstaat, omdat onze planning bijvoorbeeld in het gedrang komt, zullen we veel eerder irritatie of nervositeit ervaren.
We zijn niet per se bang voor verandering; we zijn bang voor negatieve verandering.
Als iets ten goede verandert, is dit wellicht alsnog onderhevig aan het feit dat we moeten wennen, maar van angst zal niet of nauwelijks sprake zijn. Als een verandering echter als nadelig wordt ervaren, is het logisch dat we angst ervaren. En omdat het onbekende, het woord zegt het al, (nog) geen enkele informatie kan geven over de aard van de verandering, reageren we sneller terughoudend of angstig dan met open armen. We weten nog niet of een positief of negatief effect zal hebben, dus houden we een slag om de arm. Houd ik een slag om de arm. Zoals ik aan het begin schreef, reageert niet iedereen zo. Sommige mensen hebben meer vertrouwen in aan verandering onderhevige omstandigheden dan anderen. En dit heeft naar mijn idee alles te maken met de hierboven genoemde begrippen emoties (uit het verleden), onze kennis en eerder opgedane ervaringen.
Daarom denk ik dat de manier waarop we het onbekende benaderen, alles te maken heeft met vertrouwen. Zelfs wanneer een verandering negatieve gevolgen zou kunnen hebben, kunnen we het vertrouwen hebben dat het, op welke manier dan ook, goed komt. Door de manier waarop je met deze (negatieve) verandering omgaat, bepaal je eigenlijk zelf wat de uitkomst zal zijn. Natuurlijk zijn er negatieve veranderingen die dusdanig ingrijpend zijn, dat we niet aan een manier kunnen denken waarop we het positief kunnen benaderen. Maar zelfs in die extreme gevallen is de manier waarop je ermee omgaat, bepalend voor het ‘resultaat’.
Wanneer een dierbare ziek wordt, is het logisch dat er angst wordt ervaren. Negatieve gevoelens en gedachten. Maar vertrouwen hebben en positief blijven, heeft uiteindelijk, alleen al voor je eigen psychische gesteldheid, zoveel meer te bieden dan bij de pakken neer gaan zitten. Of wanneer plotseling je relatie wordt beëindigd, zonder dat jij het wilt. Angst, ongeloof en negativiteit. Maar ook aan deze verandering blijken uiteindelijk positieve kanten te zitten. Met iemand samen zijn die niet goed voor je is, of die minder van jou houdt dan jij van hem of haar, heeft uiteindelijk meer negatieve gevolgen dan, hoe pijnlijk het ook is, niet meer met diegene samen te zijn.
Wanneer we erop vertrouwen dat, via welke weg dan ook, de veranderingen die het onbekende voor ons in petto heeft, ons uiteindelijk alleen maar dingen zullen leren, dat het goed komt en dat we ook dit overleven, dan is het onbekende lang zo angstaanjagend niet. Zonder de ervaringen die (destijds) negatieve veranderingen teweeg hebben gebracht, zou ik nu niet weten wat ik nu weet. Ik weet nu een stuk beter wat goed voor me is. Nog beter wat niet. Mijn vertrouwen groeit. En misschien, heel misschien, is het onbekende wel helemaal niet zo eng.