“Roze bus!” roept mijn peuter als we op de stadsbus staan te wachten. “Ik weet niet of de bus die wij moeten hebben roze of blauw is,” probeer ik. “Niet blauwe bus! Roze!” roept hij nogmaals.
Op Facebook kwam ik dit artikel tegen, “15 x wat niemand je vertelt over het hebben van jongens”. De schrijfster betoogt op een luchtige toon dat jongens wildebrassen en vechtmachines zijn, en vooral willen praten over auto’s, poep en de lengte van hun piemel. Ze zet haar verhaal dik aan met komische, stereotypische voorbeelden.
Ik vind het helemaal niet grappig en herken het niet. “Nog niet,” zal de schrijfster misschien zeggen, “over een paar jaar is je lieve zoontje ook een vechtmachine. Hij zit immers vol met testosteron.” Daarachter zal ze een knipoog zetten, want hé, je moet dit soort anekdotische columns natuurlijk wel met een korrel zout nemen.
Oké, dan hierbij het tegengeluid-met-een-knipoog. Omdat ik in het gedrag van mijn peuter net zoveel herken uit de lijst van wetenswaardigheden over jongens als uit de (nog tenenkrommender) lijst met wetenswaardigheden over meisjes. Volgens die lijst zijn meisjes roze (regel 2), snel (regel 4), verbaal (regel 9) en heerlijk rustig (regel 13). Yeah right.
Hier zijn de opvallendste feiten en fabels over “het hebben van jongens”:
1. “Shoppen is easy.”
Nee hoor, dat is het helemaal niet. Want mijn peuter is kritisch. Het enige t-shirt van de kinderafdeling van de V&D dat hij goedkeurde was er één met een opzichtige Micky Mouse-opdruk. Ik ben ook kritisch, en ik houd helemaal niet van schreeuwerige opdrukken, maar als ik shirts koop die hij niet aan wil, komen we nergens (zie regel 7 uit de meisjeslijst: “Ik-bepaal-wat-ik-aantrek fase”).
4. “Vanaf het ochtendgloren tot aan de schemering bewegen jongens.”
Klopt. Die van mij houdt heel erg van dansen. En een kikker nadoen. En een olifant. En hij klimt met alle plezier bovenop me, het liefst ’s morgens heel vroeg.
5. “Vroem, vroem, tsjoeke, tsjoeke.”
Ja, inderdaad: helikopters, vliegtuigen, bussen, brandweerauto’s, busjes met ladders op het dak, vrachtwagens, vrachtwagens met auto’s erop, treinen, en nog meer treinen – mijn peuter vindt het allemaal prachtig. Maar “broem broem” hoor ik hem nooit zeggen. Wel “allemaal uitstappen!”, wanneer de duplopoppetjes hun eindbestemming bereikt hebben.
7. “Duplo, Playmobil, Lego.”
Jep, de duplopoppetjes zijn voor mijn peuter de hoofdpersonen in zijn rollenspelen. Ze stappen in en uit de bus (eigenlijk een vrachtwagen) en eten de soep die hij voor ze gekookt heeft. Bouwen vindt hij maar zo-zo. Dat laat hij aan mij over.
8. “Master Joda, Obi Wan Kenobi, Darth Vader en Luke Skywalker keren terug. Als pyama, dekbedovertrek, stickerboek en verkleedpak.”
Hier niet hoor. Mijn peuter heeft een (vreselijk kitscherig) dekbedovertrek van Maya de Bij. En ging met carnaval verkleed als schattig bijtje.
9. “Het zijn vechtmachines en een wapen is zo gemaakt.”
Een vechtmachine? Tja, soms zwaait hij vervaarlijk met de wc-rolhouder in het rond. Een ware ridder! Om meteen daarna achter zijn fornuisje te duiken en soep voor mij te maken.
11. “Mama is de bom”.
Ja, klopt als een bus. “Nee, mama doen!” is hier een bijna dagelijkse uitroep. Als je de bijbehorende toon wilt weten, zie dan regel 9 uit de meisjeslijst: de “Oscarwaardige drama-vertolking”.
Waarom ik dit lijstje gemaakt heb? Niet om te betogen dat mijn peuter soms net een meisje is. Ook niet om de discussie aan te gaan over nature en nurture (of: Dick Swaab vs. Asha ten Broeke). Maar om aan te geven dat kleine kinderen heel erg veel dingen leuk vinden en dat het zonde is om ze vanaf dag één in een hokje te stoppen.
De twee lijstjes van Famme mogen dan luchtig bedoeld zijn, ze schreeuwen om een tegengeluid. Laten we jongens alsjeblieft niet benaderen als poeproepende vechtmachines en meisjes niet als roze lieverdjes. Daar wordt niemand gelukkig van.
photo credit: maddiemaschger via photopin cc