Ik Ramadan, jij Ramadant, wij Ramadannen

Ik begin een ervaringsdeskundige te worden wat betreft het leven in Marokko en zelfs wat betreft het leven als Moslim. Want, ik doe mee aan de Ramadan. Niet zomaar, om ermee te stoppen wanneer ik daar zin in heb, of voor spek en bonen, maar echt zoals de Moslims hier om me heen. Het enige verschil tussen mij en de rest is dat ik niet ineens wel -of meer- ga bidden dan wanneer het geen Ramadan is.

Ik dompel mezelf onder in de cultuur en haar tradities. Het is interessant en het wordt me door niemand opgelegd, ik doe het op volledig vrijwillige basis. Des te beter, want zo gauw als iemand mij iets verplicht om te doen, doe ik het juist niet, hoe dan ook. Ik doe mee uit respect, solidariteit en om voor mezelf te ontdekken wat het is, wat het met je doet en hoe het voelt. Ook vind ik het behoorlijk gênant om bijvoorbeeld op het werk stiekem mijn flesje water leeg te drinken en een boterham weg te werken op het toilet, met het risico dat toch iemand mij betrapt. Terwijl iedereen ervan uitgaat dat ik niet meedoe en niemand verwachtingen heeft en juist verrast is als ik aangeef net als iedereen om me heen mee te vasten. Misschien is dat ook wel een deel van mijn motivatie: laten zien dat ook ik dit kan en dat ook ik, als Nederlandse, deze maand kan en wil gebruiken om eens dieper na te denken over de betekenis van het leven en over hoe ik met het leven omga en om zou kunnen gaan.

Niet dat ik normaalgesproken niet de mogelijkheid heb om hierover na te denken, maar ik merk wel dat het vasten op zijn eigen manier bijdraagt aan deze bezinning.

Gek genoeg vallen de honger en dorst wel mee. Ik voel het wel, maar ik heb er geen last van. Alleen als ik op het werk een uur lang heb moeten praten tijdens een vergadering, presentatie of training (in dit geval ben ik helaas manager en trainer ineen), dan zou ik graag iemand bij zijn nekvel pakken en hem dwingen mij naar die oase van vocht te leiden: een flesje water.
Mijn lijf lijkt tot rust te komen door het vasten. Had ik de eerste weken in Casablanca last van maagkrampen en een zeurderige en aanhoudende buikloop, dat is nu als sneeuw voor de Marokkaanse zon verdwenen.

Het zwaarste is het totaal omgekeerde levensritme tijdens de Ramadan. Werken vanaf negen uur ’s ochtends tot een uurtje of vier à vijf in de middag stabiliseert het enigszins, maar je komt thuis en het enige dat je wil is slapen. Ik zal uitleggen waarom. Rond half acht mag er weer gegeten worden. Dit heet de ftour, het ontbijt. Officieel met dadels, zoete koekjes op basis van amandel, honing, suiker en sesamzaad, allerlei hartige hapjes en flapjes, eieren en soep. Na twee dadels zit je al vol en toch duw je nog even lekker door en je geniet van de glazen water en vruchtensap die je weer mens maken. Rond half negen ben je uitgegeten en is het tijd om het eten te laten zakken. De Marokkaanse televisie staat aan, iedereen kletst een beetje of doet zijn eigen ding, zoals naar de moskee gaan om te bidden.

Tot een uur of vier ’s nachts mag er gegeten worden, dus het diner wordt zo lang mogelijk uitgesteld, zodat je er de volgende dag ook weer zo lang mogelijk tegenaan kunt. Iedereen in de stad is in cafés te vinden na de ftour, vooral de jongeren. Om één uur ’s nachts staat het verkeer in Casablanca muurvast en om drie uur ’s nachts ben je bezig met de afwas of vouw je de was op. Op werkdagen probeer ik op zijn laatst om één uur te gaan slapen, maar dat lukt niet altijd. ’s Ochtends gaat de wekker weer op tijd en als dit ritme een hele werkweek aanhoudt word je op vrijdagochtend wakker met het gevoel alsof je je de avond ervoor helemaal klem hebt gezopen: een zwaar, tollend hoofd en het idee dat je darmen niet alleen in je buik zitten, maar eveneens in je benen en armen.
Op het werk ziet iedereen bleek van vermoeidheid en ik als Nederlandse steek daar dan nog een tikkeltje bleker bij af. Kun je nagaan.

Een hartverwarmend gevoel: we zitten allemaal in hetzelfde schuitje en we weten waarom we het doen! Ook ik.